Gaat het scheiden van wonen en zorg tot isolement leiden?
Gaat het scheiden van wonen en zorg tot isolement leiden?
De discussie over de omwenteling van het zorgstelsel is met de invoering van de Wet op maatschappelijke ondersteuning in 2015 meestal over een scala van aspecten van financiële, procedurele en logistieke aard gegaan. Het beleid moge dan tot de gewenste bezuinigingen hebben geleid, maar lang niet elke gemeente is er in geslaagd om vanuit een beperkter budget adequate dienstverlening op te zetten. Ook de effecten van de woonomgeving op de zorgconsument en dienstverlener zijn afgelopen jaren onderbelicht. Woonsituaties raken steeds meer gedifferentieerd, omdat midden in de samenleving staan niet voor iedere zorgvrager is weggelegd. De huisvesting voor mensen die zorg nodig hebben krijgt daardoor meer betekenis dan louter het bieden van onderdak en zorg.
Iedereen heeft het over de technologische mogelijkheden die de grenzen van onze gezondheid kunnen oprekken. Tegelijkertijd wordt met het verleggen van de leeftijdsgrenzen getornd aan de pensioenleeftijd. De kosten van de vergrijzing worden in onnavolgbare rekenexercities te pas en onpas door de politiek gebruikt om zich te profileren. Tegelijkertijd speelt een ander argument een rol. Langer doorwerken, een tweede carrière of vrijwilligerswerk kunnen bijdragen bij aan een zinvolle tijdsbesteding en op die manier ook aan de fysieke en mentale gezondheid.
Desalniettemin lijken de effecten van een sterk gestegen levensverwachting op ons welzijn wel taboe. Door de verdunning van de bezettingsgraad van woningen en een vergroting van de beschikbare oppervlakte per huisbewoner vermindert de kans op sociale contacten, vooral op oudere leeftijd. Mensen dreigen weg te kwijnen in een comfortabele woning. Daarnaast ontstaat er nu een enorm tekort tussen de beschikbaarheid van beschutte woonvoorzieningen voor ouderen onder een inkomensgrens van € 35.739,-- en de zeer welvarende ouderen, die zich een kleinschalige zorgresidentie kunnen veroorloven. De parallel met het gebrek aan huurwoningen in de vrije sector, met name in de grote steden is opvallend. Een kloof die vooral door grondpolitiek op de korte termijn wordt aangezwengeld.
Domotica -de integratie van techniek en dienstverlening- wordt naast zelfzorg als de belangrijkste marsroute ingezet om de gezondheidszorg haalbaar te houden. Ongetwijfeld zullen sensoren en applicaties als persoonlijke assistent in en rondom het huis bijdragen aan de beheersbaarheid. Hoewel de communicatiemogelijkheden hierdoor enorm toenemen, betalen we paradoxaal genoeg toch een prijs voor het scheiden van wonen en zorg. Een toename van sociaal isolement is een gevolg, dat maar beperkt valt op te lossen met de internetrevolutie en robotica. Het impliciete beroep op de mantelzorg vanuit de politiek getuigt bepaald niet van inzicht in de overige demografische ontwikkelingen, zoals het afnemende geboortecijfer, een toenemende globalisering van de westerse maatschappij en langer doorwerken. Het is evident dat kinderen vaak niet meer bij hun ouders om de hoek blijven wonen.
Iedereen is het er over eens dat kinderen zich moeten ontwikkelen binnen de beschermde omgeving van het gezin, een kinderdagverblijf en de school. Maar waarom niet ook omgekeerd de aandacht richten op een stabiele oude dag, die ingevuld wordt binnen het perspectief van voldoende sociale interactie en controle van het (semi)openbare domein? De wens om zo gewoon mogelijk te wonen voor mensen met een al dan niet aangeboren lichamelijke of verstandelijke handicap past ook binnen dit streven. Mensen die veel zorg nodig hebben komen beter tot hun recht in een collectieve omgeving waarbinnen zij nog een individu kunnen zijn. Veilig, boeiend en beschut. Vanuit het gedachtengoed over Health Environment zal beschermd wonen de lacune tussen intramuraal verblijf en zelfstandig wonen moeten oplossen. Wij pleiten voor onderzoek naar een nieuwe typologie, een drempelloze woning die een heel andere lay out heeft dan de standaard eengezinswoning. In een ensemble met aandacht voor een subtiel stelsel van omgevingsfactoren, die focussen op het overgangsgebied tussen woning en het publieke domein. Maar ook op voldoende beschikbaarheid van adequate voorzieningen in de omgeving om het veranderende zorglandschap fysiek in te richten. Community care vraagt om het intelligent combineren van zorgvastgoed en publieke voorzieningen, juist om de sociale interactie te bevorderen.
Dankzij de crisis heeft iedereen het nu over transformatie van bestaande gebouwen. Veel wooncomplexen van enkele decennia geleden lenen zich echter matig voor een indeling met beschermde woonvormen, laat staan voor functieveranderingen. Anticiperen op de toekomst betekent nadenken over flexibele gebouwstructuren, die noodzakelijke aanpassingen in functie of indeling moeiteloos accommoderen. Helaas verdiepen taxateurs die de financiering van bouwplannen beoordelen zich nauwelijks in maatschappelijke ontwikkelingen. De (morele) uitdaging voor opdrachtgevers en architecten ligt dus in zowel ontmoetingsgericht als flexibel bouwen.
Nu de politiek eensgezind focust op participatie en verbinding, opteren wij voor een samenhang van geclusterde woonvormen binnen buurten, waar naast fysieke voorzieningen en zorg op maat ook spirituele verkenningen mogelijk zijn. We zetten daarom in op het creëren van een lenige architectuur die toekomstige barrières slecht en figuurlijke drempels verlaagt…
Hans de Moor – Spring architecten h.de.moor@spring-architecten.nl